Kleren maken de man
Woensdag 9 april, Rik Keurentjes
Bij het lezen van de column Waar zijn de slobbertruien van Rob Clerc over de kledingkeuze van de huidige generatie NK-deelnemers, moest ik onmiddellijk denken aan een prachtige anekdote die Paul Oudshoorn in Dammagazine Hoofdlijn liet optekenen n.a.v. het NK dammen 1996 in Steenwijk.
Oudshoorn is niet alleen ijzersterke dammer, een begenadigd secondant en een zeer deskundig demonstrateur, maar ook (en misschien: bovenal) een zeer getalenteerde schrijver.
Ik twijfelde dan ook geen seconde toen Herman van Westerloo vandaag een bezoek bracht aan het Nederlands Kampioenschap. Van Westerloo, een damliefhebber met een enorme staat van dienst en een mogelijk nog groter dammershart, stond in 1988 samen met Nico Leemberg en Harm Wiersma aan de wieg van Hoofdlijn. Maar liefst 27 jaar en 182 nummers later laat deze driekoppige redactie nog altijd zien waarom dit dammagazine bestaansrecht blijft houden. Het blad garandeert pagina na pagina, verslag na verslag en rubriek na rubriek, de kwaliteit die dammers kan (ver)binden.
Op mijn vraag aan Herman of hij het akkoord zou vinden dat ik de anekdote van Oudshoorn op de website mocht plaatsen, twijfelde hij eveneens geen seconde. Gelukkig maar, want ik zou u de hilarische beschrijving van de partij Hendrik van der Zee – Paul Oudshoorn niet willen onthouden.
Herman van Westerloo
KLEDING, door Paul Oudshoorn
Iedereen die wel eens heeft gekeken in een toernooizaal zal het zijn opgevallen hoe slecht de dammers doorgaans gekleed gaan. Van de deelnemers die het NK in Steenwijk speelden ken ik er zelf een, wiens naam ik hier niet noem, die zijn vuilste goed altijd voor de speelzaal bewaart.
Dit verschijnsel is natuurlijk hoogst ergerlijk voor organisatoren en sponsors. Er is echter nauwelijks wat aan te doen.
Bekend is het verhaal van een toernooi in Zuid-Frankrijk dat verspeeld werd onder zeer hete omstandigheden. Om het evenement wat meer allure te geven had de organisatie het dragen van een stropdas verplicht gesteld. Alle deelnemers ontvingen op de openingsdag gratis een das plus een fijne explicatie door een fraaie dame, die de das knoopte. Hierna hielden de spelers zich netjes aan de afspraak: zij wikkelden het toernooi af gekleed in zwembroek en stropdas.
Na de 2e rustdag verscheen ik in mijn zwarte pak met bronzen knopen, dat ik droeg op een zwarte sweater en lage laarzen van dezelfde kleur. Mijn verschijning werd met veel lof van de deelnemers begeleid. Vooral Kees Thijssen, de jeugdigste deelnemer en natuurlijk nog zeer geïnteresseerd in dit soort dingen, was erg onder de indruk. Hij merkte enthousiast op dat de combinatie van mijn voorkomen en de begeleidende langzame bewegingen, hem deden denken aan een beroemde filmster. "Ach, kleren maken de man”, zei ik nonchalant. Hierna moesten wij plaats nemen achter de borden, want de achtste ronde ging beginnen.
Omdat mijn tegenstander, Hendrik van der Zee, gewoontegetrouw nog niet aanwezig was, mijmerde ik nog maar wat over de mooie dingen des levens, totdat mij een hand toegestoken werd. Toen ik deze schudde zag ik driedelig-grijs en een rode zijden das. Een pak zeker vijf keer zo duur als het mijne. Dit was geen pak meer! Dit was een kostuum. Een slagpak.
Naarmate de partij vorderde bekroop mij meer en meer het onbehagelijke gevoel dat ik deel uitmaakte van een modeshow waarin ik slechts een nietige figurant was. Mijn tegenstander gedroeg zich alsof hij reeds winnend voordeel had. Dit was ook wel zo, maar niet op het bord. Dat ik de partij verloor lag niet aan de stand. Een analyse is hier echter niet van belang, omdat men de anatomie van deze partij elders moet zoeken. Ik geef het verloop en laat de zaak verder aan de verbeelding van de lezer over. Na de 40e zet gaf zwart op, volkomen ingepakt.
Fragment van Paul Oudshoorn in Hoofdlijn 48 (mei 1996) op pagina 4 en 5 in het samen met Hein Meijer geschreven artikel ‘Kampioenschap van Nederland 1996’.
Paul Oudshoorn tijdens het NK dammen 2013 in Steenwijk.